Ik moest mijn nieuwe paspoort ophalen dus ging ik naar mijn stadsdeelkantoor. Achter de balie zat een vriendelijke vrouw die ik nog herkende van vorige paspoorten, rijbewijzen en andere getuigenissen van mijn bestaan.

Het was loei-druk en de sfeer in de wachtruimte was gespannen. Maar de dame achter de balie deed haar werk in alle rust. Ze was duidelijk niet van plan een beetje voort te maken. Daar kwam bij dat mijn mede rij-genoten allemaal totaal niet voorbereid waren op de administratieve handelingen.

Ze hadden níets bij zich. Althans: niet de noodzakelijke documenten. Ze konden niet aantonen dat ze waren wie ze waren of dat ze woonden waar ze zeiden te wonen.

Daardoor verspilden ze kostbare minuten aan de balie. Wat zeg ik? Kwartieren waren het. Kostbare kwartieren waar ik elke dag te weinig van bezit.

Wat mijn voorgangers welbij zich hadden, dat waren jengelende peuters, dwalende bejaarden – waarom? – en dwarse pubers die kennelijk niet alleen thuis mochten zijn. O ja, rinkelende telefoons en kletterende sleutelbossen. Die hadden ze ook mee. Maar verder geen valide informatie.

Het ging dus langzaam. Het was rumoerig en het was warm. Ik ergerde me aan haar traagheid. Inmiddels was  de man voor mij aan de beurt en ze luisterde aandachtig naar het onsamenhangende verhaal. Mijn tenen trokken krom. Waarom nam ze die onwetende, slecht voorbereide man serieus? Waarom kapte ze het pretpraatje niet af? 

Die kostbare tijd die ze aan hem besteedde, die kwamen mij toe. Ik verscheen immers geheel beslagen ten ijs. De verwachting dat ik zeker nog wel een half uur langer moest doorbrengen in die ruimte maakte mij licht chagrijnig.

Chagrijn is niet fijn. Ik realiseerde mij dat ik geen controle had over de situatie. Toen bedacht ik mij dat ik er inderdaad geen controle over had en ook niet kon hebben. Dat zijn verschillende zaken, beste lezer.

Ik liet het maar los. En zoals dat altijd gaat: toen werd alles simpeler. Het ging niet sneller. Maar ik vond het niet meer ronduit vervelend.

‘Zo slecht heb ik het hier niet’, dacht ik zelfs.

In dit geciviliseerde land, waar ik nota bene een reisdocument mag afhalen. En waar ieder mens het recht heeft op zulke documenten. Halleluja.

Wat ik losliet was niet de controle, maar de dràng naar controle. De controle had ik toch al niet.

We hebben allemaal de behoefte om de omstandigheden naar onze hand te zetten. En als dat niet gaat – bijvoorbeeld omdat de dame achter de balie of de autoriteiten of de douane of de medemens of het leven zelf – andere plannen met ons hebben, dan worden we boos of raken we gefrustreerd.

Die reactie is zó verdomd verleidelijk. Maar het is niet economisch. Het is verspeelde energie en onnodige stress.

Simpel gezegd: het is zoals het is.

De trage rij in het stadsdeelkantoor is hetzelfde als aanvaarden dat je huwelijk stopt. Of je baan. Dat je hond overlijdt. De trein uitvalt. Je ouders doodgaan. Je inkomen dramatisch daalt.

Als je geen controle hebt over de situatie, en ook niet kúnt hebben, stop dan met verlangen naar controle. Controle bestaat niet. Oké, je boekhouding kun je onder controle hebben. Je jachthond, je stoelgang. Wellicht kun jij nog wel wat zaken bedenken. Maar over het algemeen is controle een rookgordijn.

Waarom zou je verlangen naar iets dat buiten je macht ligt? Jouw innige wens dat het anders is, maakt níet dat het anders is.

De dame achter de balie nam ook de tijd voor mij. Ze vulde in en zette stempels en maakte een kopie en een grap. Ze zei iets over mijn naam waarop ik antwoordde dat ik liever Pieter Peppermint had geheten waar ze om moest lachen, waarna ze flirtte met een collega en even wegliep en direct weer terug keerde met mijn nieuwe paspoort.

Samen sloegen we wel een vol kwartier stuk.

Hans Ruinemans, boardroom monk