Van nabij maakte ik eens een reorganisatie mee. Meer dan 75 banen gingen eraan. Uiteindelijk kreeg één op de 5 werknemers ontslag. De periode daarvoor – dus voordat de bijl het hakblok raakte – bestond vooral uit onduidelijkheden en verwarring. Je weet hoe die dingen gaan.

Maar ik zal je zeggen: ik was verbijsterd over de verschillende manieren waarop de werknemers omgingen met de onzekerheid. Met het dreigende ontslag. Met het einde der tijden, werktechnisch gezien. De ongewisse toekomst.

Ik zag: geestelijke ontreddering, apathie, slapeloosheid, depressies, dreigende echtscheidingen, ontluikend alcoholisme, boosheid, verwrongen gezichten.

En ik zag: relativeringsvermogen, veerkracht, acceptatie, moed, aanpassing.

“Vriezen we dood, dan vriezen we dood.”

Mijn grootste vergissing was dat ik ervan uit ging dat ‘de ouderen’ het verstandigst met de situatie om zouden gaan. De ouderen, dat was zo’n beetje de batch 48 tot 63. De medioren, zogezegd. Ik nam aan – nóóit iets zomaar aannemen, ik weet het – dat deze groep kalm en gelaten zou reageren. Naarmate de individuele man of vrouw dichterbij de 60 kwam, beschouwde ik hen als gelouterd. Gerijpt. Verstandig en wijs. Maar dat is niet zo.

Waarschijnlijk kun jij dat – vanuit je eigen ervaringen – beamen. De mentale hygiëne van de medioren was maar matig in orde.

Mentale hygiëne is ’t schoonhouden van je geest. Schoonmaken moet je bijhouden en opruimen hoort daarbij. Vraag maar aan je grootmoeder.

Waar zit ‘t ‘m nou in? Ik weet het antwoord en het is ook weer niet zo verrassend:

angst.

Mijn leeftijdsgenoten zijn meegegroeid met de opkomende welvaart. Toen we jong waren was de oorlog nog vers. Het leven was nog enigszins sober en de oorlog werd vaak gememoreerd. Er was nog volop pijn. De generatie na mij – mijn jongste zusje zit daarbij – werd al totaal in die welvaart ondergedompeld.

Frisdrank en de Zilvervloot. De oorlog dreunde nog na, we waren krampachtig gelukkig.

Zwijnend gingen wij door het leven. De ene studie na de andere deed ik, de overheid financierde onze levensstijl. Veel van mijn vrienden ontvingen na die studententijd nog een paar jaar werkloosheidsuitkering. Vond niemand vreemd. We kochten huizen met subsidies en creëerden een gezinsvorm. Aan boeiende banen voor hoogopgeleiden geen gebrek in het tijdperk van overvloed. Maar echte vrijheid was het niet. En al helemaal niet zonder angst.

De zekerheden verdwenen. Geldzorgen verschenen. Gezondheidsproblemen kwamen mee. Het kapitaal is opeens minder waard. Niet iedereen kan daar mee omgaan en daar is de angst.

De angsten die we niet herkennen en érkennen, die worden onze beperkingen. Je kunt het pas zien als je het doorhebt. Daarvoor moeten we met een bezem door onze bovenkamer. Wegdoen wat weg kan.

Maar door de bank genomen is onze zolder opgeruimder dan ons brein. Het gazon voor jouw huis is strakker dan je denkpatroon.

Daarom zeg ik: werk aan je mentale hygiëne.

Verplaats jezelf en je situatie in het allerbreedste perspectief dat je aankunt. Spoel dagelijks je brein schoon. Meditatie is geen geitenwollensokkenwoord. Oefen in weerbaarheid.

Zorg dat je fit bent. Lichamelijke inspanning en geestelijke ontspanning maken je hoofd vrijer. En leer tegenslag niet te zien als een eindstation. Het is een kruispunt.

De dertigers en vroege veertigers in die organisatie – je weet wel, die organisatie die een réorganisatie afkondigden en waar één op de vijf werknemers ontslagen werd – die konden het heel best aan. Ik ben geen socioloog dus ik kan het niet wetenschappelijk verklaren, maar ik vermoed dat zij opgevoed zijn in vrijheid. Relatieve vrijheid, dat spreekt voor zich. Maar vrijer dan hun ouders. De bloeiende welvaart waarin de medioren opgroeiden, die had natuurlijk zijn onvrije kanten.

Wie vrij is, die heeft de vrijheid om dingen te doen die – in theorie of in de praktijk – niet worden verhinderd door andere krachten. Doen als in: spreken, handelen, veranderen en denken. Vrijheid gedijt alleen bij vertrouwen in het eigen vermogen. En vertrouwen is het tegenovergestelde van angst. Het is hartstikke moeilijk om te leven in vertrouwen. Maar wie leeft in vertrouwen, die overkomt niets.

Hans Ruinemans, boardroom monk