Vertrouwen is de basis van de economie. Alsof jij dat niet weet. Maar vertrouwen is breder dan dat. Vertrouwen is de basis van elke relatie. Misschien wel van elke handeling of actie die je aanvangt. Zonder vertrouwen onderneem je niets.

Vertrouwen is het kenmerk van een goed presterende organisatie. Is er vertrouwen binnen een bedrijf – dat lees je in de jaarverslagen én dat voel je in de gangen – dan kun je aannemen dat het daar verder ook wel snor zit.

Werknemers in bedrijven met een hoog onderling vertrouwen zijn productiever, loyaler, gezonder. Ze denken operationeel mee en de winst is hoger. Het aureool van vertrouwen nemen zij mee naar buiten waardoor deals meer waarde genereren.

Helemaal top dus, dat vertrouwen

Het verlangen naar vertrouwen zit in ons ontwerp als mens. We vertrouwen maar wát graag. Wat vertrouwen exact is – de definitie – dat is lastig uit te leggen. Het heeft te maken met ‘optimistische overgave’ en met ‘geloven in de goedheid’.

Dom en naïef zijn we echter ook niet. We zijn lerende wezens, en gaandeweg leren we dat lang niet alles en iedereen betrouwbaar is. Daarin zijn we behoorlijk opportunistisch. Het komt ons soms goed uit om vast te houden aan het vertrouwen. Als we dat vertrouwen niet meer hebben, dan moeten we ons afkeren van dit persoon, van het idee of van deze organisatie. En daar hebben we niet altijd zin in.

Ik zeg: Facebook. Facebook is natuurlijk gewoon hartstikke onbetrouwbaar. Dat weten we best. We zijn niet gek. Maar omdat we niet zonder Facebook willen, houden we maar vast aan de dunne schijn van vertrouwen.

We zijn eenvoudigweg afhankelijk geworden van – in dit geval – Facebook. Niet fysiek of financieel, wel qua principes en standpunten of gewoontes. Hetzelfde geldt voor politieke figuren. Het opzeggen van vertrouwen zet je overtuigingen op zijn kop.

Hier zijn we bij het side effect. Er is één factor dominanter dan vertrouwen en dat is afhankelijkheid. Afhankelijkheid is een zeer onsportieve tegenstander.

Het gijzelt, het zeurt, het chanteert en het dwingt

Afhankelijkheid is niet charmant. Het is niet mooi, het is geen prestatie. Je krijgt geen oorkonde voor afhankelijkheid. Afhankelijkheid is bepaald geen teken van zelfsturing.

Nu is het ook niet zó dramatisch. We zijn nu eenmaal imperfecte mensen. Als je met je afhankelijkheid niemand beschadigt, als je er geen last van hebt en niet in gewetensnood raakt, dan kun je het er gerust bij laten. Maar zit het je niet lekker, dan heb je baat bij het losmaken. Dat staat wel mooi, het is een prestatie en er zit een zweem van zelfsturing in.

Het grootste obstakel is ‘t signaleren en het erkennen. Daarna hoef je het alleen nog maar te doen, dat losmaken. Na het losmaken wordt het even heel lastig. Je zult ’t missen. Je moet wennen aan de gedraaide overtuiging of het andere standpunt. Je moet misschien een andere vertrouwenspartij vinden. Of een nieuw idee dat beter bij je past.

Mijn vraag aan jou is de volgende: kijk eens rond in je eigen leven en bedenk waar en bij welke partij of persoon de vertrouwensrelatie is doorgeschoten naar een afhankelijkheidspositie. Dat kan een klantrelatie zijn, het kan een sociaal domein zijn, een vriendschap, een digitale gewoonte of zelfs je zakelijke positie.

Vertrouwen is nodig, maar behoed je voor het side effect.

Blijf zo vrij als je kunt zijn.

Hans Ruinmans, boardroom monk