Ach ja. Mijn vader. Een gewone man. Een bijzondere vader. Net als al onze vaders.

In zijn jonge jaren zette mijn vader zonder omhaal wespennesten in vuur en vlam. Duizenden diertjes in één klap dood. Excuus aan de dierenactivisten, ik weet dat ’t jullie pijn doet.

“Opgeruimd staat netjes”, kon mijn vader dan vergenoegzaamd uitroepen. Of woorden van gelijke strekking. Hoe dan ook, bij het vernietigen van dat leven zagen wij – kinderen – nooit een spoor van compassie bij vader.

Maar toen. Eénmaal de status van senior zag ik hem eens zitten op zijn terras. Onder een limonadeglas zoemde driftig een wesp.

“Kijk nou toch eens”, zei hij bewonderend. “Zo’n práchtig dier.”

Ik zag gewoon een wesp. Zo’n geelbruin loeder met een injectienaald op zijn kont. Mijn vader – voorheen de vijand der wespenkoloniën – slaakte nog eens maar een zucht van bewondering.

Met een zwierig gebaar bevrijdde hij het nijdige schepsel. “Ga maar snel naar je makkers”, zwaaide hij hem na.

Zo vreemd was het niet. Vader was gewoon een man in ontwikkeling. Deze situatieschets is van lang geleden. Op dat terras – met die wesp onder dat glas – was hij nog een vroege senior. Nog lang niet stokoud, de medior net voorbij. De jaren van presteren en bewijzen, geld verdienen en aanzien creëren, die lagen achter hem. Hij had gezaaid en geploegd en kon eindelijk oogsten.

Gedrevenheid verdween, vrijheid verscheen. En daarmee ook de compassie. En misschien was ’t andersom. Die compassie was fijn voor zijn omgeving. Hij werd daardoor een nog prettiger persoon. Het was ook heel prettig voor hemzelf.

Het is een verademing als compassie de kans krijgt om er te zijn.

Wie compassie heeft, die is over het algemeen mild gestemd. En wie mild is, die neemt waar. Die laat anderen voor wat ze zijn. Met compassie ben je in staat om te begrijpen.

Compassie maakt dus mild. Compassie creëert vertrouwen. Compassie neemt angst weg. Compassie maakt deel uit van wijsheid.

Hoezee voor compassie.

Maar hoe ontwikkel je nou compassie?

Ikzelf ben ervan overtuigd dat jouw karakter gevormd wordt door jou. Misschien hoorde je het mij al eerder zeggen in mijn vlogs, dat zou kunnen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: jij bent de architect van je karakter. Jij, en niemand anders.

Oké, je hebt nu eenmaal die unieke eigenschappen. Daarmee word je geboren en daarmee zal je het leven verlaten.

Maar binnen de perken van je onmogelijkheden zijn de mogelijkheden onbeperkt.

Het belangrijkste aan de vorming van je karakter is dat je zaken of mensen of gebeurtenissen niet beoordeelt als goed of slecht.

Het is. Of ze zijn.

Jíj hangt er een label aan. Jíj geeft het een kleur. Jíj voegt de emotie toe. Feitelijk is alles neutraal.

Het niet langer labelen van mensen of zaken of gebeurtenissen is het begin van compassie. Bijkomend voordeel: wie compassie voelt naar een ander, die voelt het ook naar zichzelf.

Compassie – beste mensen – is het begin van bevrijding. Niet vast, maar vrij.

Hans Ruinemans, boardroom monk