Gelukkig zijn. Wie wil dat nou niet? “Ik heb alles, maar ik ben toch niet gelukkig” hoorde ik onlangs iemand zeggen. Het was zo’n intiem gesprekje, voor de COVID19 tijd, in het vliegtuig, je weet wel. De vrouw in kwestie sprak besmuikt zacht, maar toch veel te hard in haar telefoon. Nog voor het opstijgen. Hoe heeft zij kunnen denken, dacht ik nog, dat ‘alles hebben’ en ‘gelukkig zijn’ met elkaar te maken hebben?

Vraag eens aan de mensen in je omgeving wat de basis van hun geluk vormt, dan is het antwoord steeds:

“Mijn gezondheid.” “De liefde.” “Het werk dat ik doe.” “Mijn geloof” of een andere vorm van spiritualiteit. “Dat ik vrij ben om te doen wat ik wil.”

Overal in de wereld krijg je een dergelijk antwoord. Het ontbreken hiervan vormt evenredig de basis van ongeluk. Nooit zit bij de opsomming: een Tesla, een huisbioscoop, een strandvakantie in Florida. Ook de vrouw in het vliegtuig zou zeggen dat ze gelukkig wordt van liefde, van vrijheid, van gezien worden en van het gevoel dat ze meedoet. En toch is ze verbaasd dat ze alles heeft, maar niet gelukkig is. Ik neem het haar niet kwalijk. Iedereen streeft naar geluk. En in de westerse wereld verbinden wij dat gevoel dat geluk heet nu eenmaal aan het hebben van bezit. Hoe meer bezit, hoe gelukkiger we zijn.

De meeste mensen worden helemaal niet gelukkig van bezit. Of in ieder geval; niet van heel veel bezit. Ik vergelijk het altijd een beetje met de zon. Toevallig: de zon waar ik op dat moment naartoe vloog. Dat kon toen nog prima. Het was voor werk, by the way.

Goed, die zon dus. Wij in Nederland worden gelukkig van de zon. Daar krijgen we niet al teveel van. Als we het hebben, dan geeft het ons een gevoel van geluk. Dat zal snel voorbij zijn als we voortdurend in de hitte zouden leven. Temperaturen van boven de 40 graden, droogte, stoffige straten, smog, altijd de airco aan en voortdurend op zoek naar schaduw. Nee, dan is het snel voorbij met dat geluk.

Wij hier, in het Westen, vinden dat we relatief te weinig bezit hebben. Want er is altijd iemand met meer.

Voldoende zon is beter dan helemaal geen zon. En net als Aristoteles denk ik dat het ook geldt voor bezit.

Bezitloos kan ongelukkig maken.

Een bepaalde mate van bezit geeft je een geluksgevoel. Nog meer bezit maakt niet gelukkiger. Het extra geluksgevoel dat nog meer bezit opleverde, dat verdampt. De curve daalt en dat voelt niet lekker. Om de curve omhoog te krijgen is er nieuw bezit nodig. Je hunkert naar optimale opbrengst van geluk en dus naar optimaal bezit.

Intussen kost het je enorm veel tijd en energie om dat bezit te beheren. Je kunt opgelicht worden of bestolen. Je kunt het verliezen, of je wordt voorbijgestreefd door de buurman die een lange neus naar je trekt. Je loopt het risico fouten te maken. Schulden, mismanagement.

Een minimum aan bezit – aan geld – is nodig om gelukkig te zijn. Maar er steeds meer van willen hebben is niet goed voor een mens. Jouw eigen minimum bepaal je zelf. Daarna geldt dat je jezelf moet beheersen. Als je het minimum hebt – en nogmaals; dat bepaal je zelf – dan moet je stoppen met aanschaffen.

Wat moet je dan wél met je geld?

Ik kan begrijpen dat je gelukkig wordt van een huis aan zee. Met prachtige kunst aan de muur. Met op de oprit van je strandhuis een Porsche 911. Inderdaad, ruimte om je heen. Hoe fijn is dat niet? De zee binnen handbereik. Elke dag naar het strand.

En het glimmende chroom van die Porsche, dat geluid. Die belijning van de carrosserie. Als dat zo is: koop dat huis, schaf de mooiste kunst aan en geniet met volle teugen. Ik weet zeker dat je dat gaat lukken. Maar vergrijp je niet aan een tweede huis aan zee. In een ver buitenland. Met op de oprit een Mini Cooper. Want te veel bezit heeft een forse prijs.

Dus: wat moet je dan wél met je geld?

Ga op kampeervakantie met je kinderen. Laat je neefje studeren. Spendeer geld aan de carrière van jonge, veelbelovende kunstenaars. Betaal een studiejaar voor die student die alles op eigen kracht moet doen. Neem een half jaar vrij en wandel naar Rome. Investeer in de mensen waarvan je houdt. In ervaringen. In je passies en in je innerlijke leven.

Verbonden zijn met anderen en er werkelijk toe doen in het leven, dat maakt gelukkig. En dat kun je doen met geld.

“Ik heb alles maar ik ben niet gelukkig”, zei de vrouw in het vliegtuig voor we opstegen. Ik heb niet met haar gesproken, de vlucht was te kort, en soms moeten mensen zelf tot een bepaalde conclusie komen.

Geld is energie. Geen consumptiemiddel.

Hans Ruinemans, boardroom monk