Met alle respect voor Descartes, het is allemaal onzin

Wat maakt ons mens?

De vraag waardoor de mens een mens is en geen dier, bezorgt al generaties onderzoekers en filosofen hoofdpijn. Het antwoord daarop verandert ook nog eens met de tijd. Recent nog werden mensen uit Afrika niet als menselijk gezien. Tegenwoordig worden sommige aapsoorten in de groep mensachtigen ondergebracht. Optimistische trendwatchers zien de kloof tussen mens en dier uiteindelijk nog smaller worden. En dat het eigenlijk al zo is, kun je zien in de dierenwinkels. Bij de kleertjes-afdeling.

Ooit verkeerden wij mensen in de veronderstelling dat wij de kroon op de schepping waren. Sinds Darwin is daar nog maar weinig van over, en dat maakte nederig. Mensen zouden geen mensen zijn als we niet koortsachtig op zoek gingen naar een ander verschil. De filosoof René Descartes riep drie eeuwen geleden al dat het verschil hem zat in ons bewustzijn. ‘Cogito ergo sum’. Ik denk dus ik besta. Omdat ik denk, besta ik. Denken zorgt dus voor het bestaan. Met alle respect voor Descartes, het is allemaal onzin.

“Menno heeft geen besef van zijn eigen lichaam. Jouw neus, mijn neus, voor hem is ’t allemaal hetzelfde. ‘Nu’ en ‘straks’ zegt hem niks. Eigenlijk leeft Menno puur instinctief.”

Om het antwoord te zoeken op de vraag wat de mens tot mens maakt, werd de focus lange tijd gelegd op onze sociale eigenschappen. Taal, cultuur, geavanceerde communicatie, gebruik van gereedschap. Dit antwoord sneuvelde toen de wetenschap kraakhelder aantoonde dat ook –andere- diersoorten deze vaardigheden toepassen. Als het zo uitkomt gebruiken alle dieren een vorm van gereedschap. En sommige aapsoorten kunnen menselijke gebarentaal leren.

Dolfijnen worden gezien als intelligente wezens met mens-achtige eigenschappen. Ludiek: aapsoorten die mens-achtige bekwaamheden blijken te hebben worden blijmoedig ‘mensapen’ genoemd. De mens als maat der dingen. Onze eigen dierlijke eigenschappen negeren wij volkomen. Terwijl Homo sapiens in de uitvoering hooguit geavanceerder is. Zit het mens-zijn dan daarin?

De historicus Felipe Fernandez-Armesto – je mag zijn naam direct weer vergeten- geeft in het boek ‘So you think you’re human?’ een leuke kijk op de geschiedenis van het mens-zijn. Volgens de auteur behoren wij tot de categorie ‘mens’ omdat we zelf de grenzen trekken. Als er al een echt onderscheidende eigenschap is, smaalt Fernandez-Armesto, dan is het dat de mens zichzelf als een beter wezen ziet.

Wij nemen de mens als maat, en dat is pas menselijk. Anders gezegd: het zoeken naar een bewijs dat wij betere wezens zijn maakt ons mens. En is tegelijkertijd gedoemd te mislukken. Het concept ‘mens’ verandert met de tijd en is bovendien niet wetenschappelijk vast te pinnen. Los van de vraag die nog het meest intrigeert: zijn wij wel betere wezens?

En toch blijven we zoeken, nu met de focus op ons genenpakket. Nog niet zolang geleden dachten onderzoekers dat een mens zeker 100.000 genen moest hebben. Een muis heeft immers 25.000 genen nodig om slechts muis te zijn. Wij mensen, toch het betere wezen, zouden er zeker veelvoud van bezitten. Toen de humane genenkaart gereed was stopte de teller eveneens rond de 25.000 en was de mensheid weer een illusie armer. Wat ons uniek maakt zit ‘m ook al niet in een getal.